Lieve Aarde,
Nee ik moet anders starten.
Lieve Kalverpolder,
Wat heb jij mij veel geleerd. En wat hebben wij een ongelofelijk mooie jaren gehad. Jij kent me het meest onbevreesd en onbegrensd. Het meest puur, wezenlijk en eerlijk. En wat ik toen nog niet wist, daarmee ook het meest beïnvloedbaar.
Ik ging helemaal in je op. Zonder schaamte. Weinig aan onze relatie was rationeel. Jij was een deel van mij zoals ik dat van jou was. Broer, zus, vriendin, liefde. En nog steeds als ik mijn ogen sluit en verlang naar veiligheid, ben ik bij jou. Dan voel ik het zonlicht van het water op mijn gezicht weerkaatsen, terwijl mijn kano geruisloos door de sloten glijdt. Mijn benen hangen overboord en mijn voeten nemen het koele water op. Waterplanten kriebelen langs mijn tenen, het zachte slib van de modder raakt mijn huid. Jouw diepe geur van zwavel komt vrij en vermengt zich met het frisse zoet van watermunt en de belofte van hooi. En de lucht die trilt, vol met karekieten, grutto’s en kieviten. En weg ben ik. Zonder weerstand. In volle rust geef ik mij aan jou over. Zonder tijd, verzamel ik je veren, zoetwatermossels en rietsigaren. Vol vertrouwen denk ik dat dit het is. Zelfs het riet dat in mijn handen snijdt, kan mij van niets anders overtuigen. Als mijn ouders maar niet roepen dat het eten klaar is, duurt dit tot in de eeuwigheid.
Maar dat deed het niet. Mijn wereld werd steeds groter en rationeler. Jij bleef wie je was en waar je was. Het verlangen ebde weg. De vertrouwdheid bleef. Ik wist even niet meer, hoe ik mij tot jou moest verhouden. Dat deed me pijn. Want ik miste je enorm. Uiteindelijk bleek ik tijd nodig te hebben. Tijd om weer ruimte te geven aan dat diepe verlangen naar verbinding. Nu, 25 jaar later, kan ik zien wat je me hebt gebracht. En ben ik je daar enorm dankbaar voor. Je hielp mij een volgende stap te zetten. En het was ook dankzij jou, en alles dat je me geleerd hebt, dat ik de Noordzee durfde te leren kennen.
Lieve Noordzee,
Uren heb ik gedwaald langs jouw vloedlijn. Altijd op zoek naar je volgende verrassing. Van je dubbele scheermes naar je afgeronde drijfhout en die dode jan-van-gent. Je intrigeert me. Jouw geur van wier prikt in mijn neus. Drieteenstrandlopers rennen door je branding. Als enigen lijken ze niet door je te worden aangeraakt. Kinderstemmen spelen over het zand en gaan op in je golven. Je overstemt alles.
Ik verlang naar je, maar je geeft je nooit helemaal prijs. Daarom probeer ik het maar steeds verderop. Van strandpaal naar strandpaal. Tot je me daar hebt. En dan besluit ik te liggen langs je duinen. Nooit helemaal op mijn gemak. Je zand knarsend tussen mijn tanden. Het liefste dek ik je af, voordat ik ga liggen. Dan doe ik alsof je geen scherpe randen hebt. Alsof je me niet kan kwetsen. Wanneer ik het nodig heb, stel je mij op mijn gemak met het ritme van je golven. En doezel ik weg bij het geluid van grote sterns.
Zo waren we het meest comfortabel. Althans, zo was ik het meest comfortabel. Maar jij bleef me uitdagen. Je nodigde me uit om nog meer uit mijn comfortzone te stappen. Om steeds wat dieper te gaan zwemmen. En wat een genot was dat. Maar in jouw water kon ik me nooit helemaal ontspannen. Want jij blijft een overmacht. En altijd vragen om meer ruimte. Je bent onbereikbaar en grillig, en daarom zo aantrekkelijk. Jouw kracht, alleen al een ruk van je stroming langs mijn benen, herinnert mij aan mijn eigen sterfelijkheid. Drijvend op jouw deiningen, zag ik in dat wij uit ander hout gesneden zijn. En dat we elkaar meer ruimte moeten geven. En dus ook moeten durven loslaten.
Lieve Noordzee, jij hebt mij laten voelen wat ik eigenlijk zocht. Namelijk een plek om te aarden.
Allerliefste Bodemzicht,
Jij bent deze plek. Ik had nooit kunnen geloven dat zoveel mooie dingen samenkomen in een relatie. En dat ik weer die diepe verbinding voel die in mijn jeugd zo vanzelfsprekend was. Wat heb ik veel moeten afleren om hier weer te zijn. Bij de basis. Jij hebt het vermogen om al die lagen af te pellen. Om me recht aan te kijken. Zonder opsmuk. Iedere dag herinner jij me eraan, dat wat me echt gelukkig maakt, eigenlijk zo simpel is.
Ik hoef alleen maar te luisteren. Naar de zon die in mijn gezicht brandt. Naar de lijsters die de lente aankondigen. Naar de spreeuw die steenuil wil zijn.
Naar de kraaien die alarm slaan. Naar mijn lichaam dat om rust roept. Naar een kikker die mij stil laat staan.
Naar de geur van natte bodem. Naar de bemoediging van een lentebries. Naar de smaak van een biet.
Naar waar paardenbloemen opkomen. Naar mensen die willen helpen. En roodborsttapuiten die terugkeren uit Spanje.
Zo leer jij mij hoe laat het is. En waarom ik hier ben met jou.
Jij laat mij zien hoe alles samen danst. Ik zie steeds meer patronen en begrijp steeds beter wat ik hier doe. In samenhang.
Dat betekent niet dat het altijd makkelijk is om met jou te zijn. Om zo open te staan. Nog steeds word ik regelmatig overvallen door de schoonheid van dit alles. Dan stroom ik even over. We ervaren samen intens de pieken, maar ook de dalen. Vooral het verlies aan leven doet pijn. Soms voel ik me uit het veld geslagen door de schaal van de uitdagingen waarvoor we staan. Even losgezongen. En dan voel ik hoe kwetsbaar we zijn. En het verdriet.
Ik voel soms zóveel. Meer dan me lief is. Maar jij bent er altijd om me weer te aarden. Met jou vind ik rust.
Jij bent mijn ode aan het leven. En wie zou er niet willen leven op een plek met koninginnenpages in de venkel, modder op voorhoofden, altijd veranderende luchten, met gouden mensen, klimaateieren voor het ontbijt en altijd verrassende nieuwe deelnemers aan onze gemeenschap.
Met jou krijgt alles betekenis. Is alles poëzie. Nooit zijn we meer alleen. Of enkel samen. Dat is hoe jij mij verrijkt.
Jij maakt mij levend. En dat is waarom ik zo ontzettend veel van je hou.