Lieve aarde,
Het voelt wat ongemakkelijk om de liefde te verklaren aan een grootheid waarvan ik slechts een klein gedeelte ken. Met uw permissie, lieve aarde, begin ik daarom wat dichter bij huis en vertel over een lapje grond dat mij zeer lief is. De liefde is wederzijds.
Ruim twintig jaar geleden maakten we voor het eerst kennis, dat stukje aarde en ik. Het hoort bij een eeuwenoude boerderij met een boomgaard, weilandjes omzoomd met knotwilgen, een moestuin en enkele majestueuze kastanjebomen. Op de boerderij wonen twee vriendinnen die mij een rustig schrijfplekje gunnen zodat ik Mokum, mijn woonplaats, eventjes kan vergeten. Het ronde schrijvershuisje ligt half onder de grond, in de omarming van de aarde. Ideaal, tot het gaat stortregenen. De boerderij ligt in het laagste deel van Nederland en bij aanhoudende regen bedekt stijgend grondwater soms mijn vloer. Niet prettig, maar het maakt wel duidelijk wie hier de baas is. Ook het ontembare gras, het hardnekkige kleefkruid, de niet uit te roeien smeerwortels en dito brandnetels lezen me voortdurend de les. Al duurde het even voor de boodschap doordrong, we spreken van enkele jaren. Maar uiteindelijk gaf ik de strijd op om de tuin mijn wil op te leggen. Nu gedraag ik me als een grote grazer die regelmatig ‘onkruid’ wegrukt en op die manier leefruimte schept voor onderdrukte zaadjes. De verhouding met de tuin is er stukken op vooruit gegaan. Elk voorjaar is het weer een verrassing welke nieuwe planten zich zullen vestigen, welke aan landjepik doen en hun terrein uitbreiden, welke verpieteren, en welke planten avontuurlijk genoeg zijn om te verkassen naar een andere stek. Geen week, geen maand, geen jaar is hetzelfde!
Maar het mooiste komt nog, lieve aarde. Misschien herinnert u zich de lockdown van drie jaar geleden. Nooit zal ik vergeten hoe onze band zich verdiepte in die moeilijke en sombere periode. Wat niet hielp was dat mijn etage in Amsterdam uitkeek op protserige bankgebouwen en advocatenkantoren op de Zuidas; glazen torens die hun middelvinger opstaken naar gewone mensen, zoals ik, die vanwege corona al hun opdrachten zagen verdampen. Het onrecht maakte me ziedend. Gelukkig kon ik naar de boerderij in Maasland waar hazen rondsprongen, het gras ’s avonds heerlijk geurde en fruitbomen zich opmaakten voor een gebloesemd voorjaar. Omdat ik vrijwel geen mensen meer zag of sprak richtte mijn aandacht zich op de ontluikende schoonheid en zeggingskracht van mijn tuin. Zo raakte ik op een ochtend zomaar in gesprek met het trosje mini-narcissen bij de walnotenboom voor mijn deur. Ooit gered van de supermarkt waren de bolletjes uiteindelijk in mijn tuin beland en vervolgens vergat ik hun bestaan. Tot die bewuste ochtend. Drie trompetvormige gele bloemhartjes knikten me vriendelijk en goedhartig toe. Door mijn knieën zakkend boog ik lichtjes voorover. Waarom, meende ik op te vangen, zou ik straks, als het isolement werd opgeheven, mijn oren opnieuw laten hangen naar het gezever van mensen? Wippend op hun stengel speurden de drie mijn gezicht af en concludeerden dat een extra aanmoediging nodig was. Je kunt beter met ons keuvelen, vervolgden ze, dan hoor je tenminste iets leuks! Het woordeloze gesprek verdreef de sombere stemming en verzachtte mijn isolement. Ik was niet langer alleen. Narcissen, koolmezen en ooievaars, de bloesems in de boomgaard en ook het huisje half onder de grond, ze drongen geen mening op, vroegen niets maar lieten elk op hun manier voelen dat ik er gewoon bij hoorde. Ze toonden me ook dat bloei en verval bij het leven horen, verzet heeft geen zin. Na een donkere periode, lieten de narcissen zien, voltrekt zich altijd weer het wonder van het voorjaar met een onstuitbare levenskracht die zich niets aantrekt van menselijke besognes.
Lieve aarde, vermenigvuldig mijn innige gevoelens voor dat dierbare lapje grond met het aantal keren dat nodig is om uw grootsheid te omvatten en u weet hoe onmetelijk groot, hecht en onverwoestbaar mijn liefde voor u is.
Arita Baaijens
16 april 2023