Lieve aarde, je hebt mij grond gegeven om te kunnen aarden, om daarop te kunnen staan, te groeien en te rusten.
Je hebt mij getroost in tijden van diepe rouw en je hebt mij tegelijkertijd getergd en geslagen. Jij was een ongenadig confronterende spiegel van mijn hoogmoed en arrogantie toen ik mij onkwetsbaar waande en mij verheven voelde in mijn zelfgenoegzaamheid van verwaande eigendunk, die dacht met zalvende reflecterende woorden geweren en wapens te rechtvaardigen toen jouw gronden met bloed werden besmeurd.
Lieve aarde, jij liet mij sterven en ontkiemen daar waar ik de dood meende te ontkomen, daar waar ik geen leven zocht. Ik stierf met mijn handen diep begraven in jouw zwarte aarde, mijn hoofd uitgeput in jouw schoot, moegestreden als een levende dode, wachtend tot de nacht zou wijken.
Slapeloos. Tevergeefs. Naar adem snakken om gehoord te worden. Maar jij zweeg en liet mij genadeloos sterven.
In de vroege morgen stond ik op. Gehavend. Jouw rauwe aardse onverschilligheid trotserend. Jouw grillige oprechte authentieke echtheid omarmend in het ontwaakte besef dat ik als enige jou heb gehoord en begrepen. Jij, mijn liefste aarde, de enige ware tegenstem van mijn schaamteloze arrogantie. Door jou hervond ik mijn kwetsbare, bescheiden nietsheid als een kostbare ademtocht; een verdwaald achteloos opgeraapt maar oh zo waardevol geschenk.
Lieve aarde, verbaasd over jouw onmetelijke veerkracht, zo leefde ik op, jouw bittere geseling – je geschonden vertrouwen – verdedigend als was je mijn beschermend onschuldig huis, tegen beter weten in, jouw onverschilligheid voor lief genomen.
Mijn lieve Aarde. Mijn enige ware thuis. Altijd en telkens weer een nieuwe bron van leven voor mijn lichaam en geest, voorbij de gevreesde dood die niets anders is gebleken dan een voorbijgaand seizoen van verstilling al kan ik dat niet zeker weten noch bewijzen want wie is mijn getuige behalve jij in al je onverschillige, onvermijdbare seizoenen?
Lieve aarde, wij zouden een voorbeeld aan jou moeten nemen. Op tijd opstaan, groeien en bloeien, rusten en sterven en dan… ontkiemen. En opstaan en groeien en bloeien, rusten en sterven om uiteindelijk onvermoeibaar en onstuitbaar te ontkiemen. Ons geborgen weten in het ritme van jouw adem.
Aarde, mijn moederschoot, bron van leven. Ik hou van jou. Onvoorwaardelijk. Ik kan niet anders. Jij laat mij geen andere keus dan deze dus ik omarm jouw levenskracht in al jouw imperfectie als spiegel van mijn geschonden en getergde ziel. Om bevestigd te worden in mijn authentieke zijn. Om op te staan en te ontkiemen in jouw schoot waaraan ik mij zal laven ieder seizoen opnieuw. Onstuitbaar. Onontkoombaar. Mijn vaste grond. Daarop zal ik staan, en groeien en rusten en ontkiemen. Lieve aarde, jij, mijn enige ware getuige. En dat is genoeg als bevestiging van mijn aardse bestaan en vergeef mij. Ik ben een laatbloeier.