Matthijs Schouten
28 March 2023
Wageningen

Aarde,
Nu ik je een brief ga schrijven, merk ik dat ik niet goed weet hoe je aan te spreken. Mijn eerste neiging was ‘U’ te gebruiken. Daarbij dacht ik aan wat ik leerde op mijn reizen door India. Veel hindoes zeggen bij het opstaan ’s ochtends: “Moeder Aarde dank U dat U mij draagt en vergeef me dat ik op U ga staan.”

In deze aanspreekvorm ligt respect, maar ook een afstandelijkheid die ik niet voel. Want je bent de meest constante een meest nabije aanwezigheid geweest in de zeventig jaren waarin ik geleefd heb. Daarom dan toch maar ‘je’ als aanspreekvorm.
Mijn vroegste herinnering uit mijn leven is dat ik onder een grote lindenboom op mijn rug op je lig met mijn hoofd rustend in de schoot van mijn menselijke moeder. Zij las een boek en ik keek naar het spel van het licht in het groene bladerdek. Die herinnering brengt een gevoel van volmaakte geborgenheid.

Je hebt me niet alleen altijd gedragen, maar ook gevoed en gelaafd; me oneindig veel vormen, kleuren, geuren en schoonheid geschonken, Ik zal nooit vergeten hoe je me voor het eerst het blauw van je korenbloemen toonde en het tere lila van je waterviolieren; de zachtheid van je mossen liet voelen.

Maar je hebt me ook angst ingeboezemd. Toen het schip waarmee ik op een van je zeeën voer, bijna verging; toen ik langs je afgronden liep in de Himalaya; toen je me bovenop een bergtop in Ierland in zo’n dichte mist hulde dat het een etmaal lang voor mij onmogelijk was weer af te dalen.
In wat voor verschijningsvormen dan ook, je was er altijd en ik wil me verontschuldigen voor al die keren dat ik dat vanzelfsprekend vond of waarin ik je achteloos behandelde.

Het is me steeds duidelijker geworden dat ik niet op of met je leef, maar dat ik alleen maar kan leven omdat jij er bent. Ik diepste zin behoor ik jou toe.
Matthijs Schouten