Rineke Dijkinga
17 March 2023
Sellingen

Onze liefde voor de Aarde is aanstekelijk.

Er was eens een jonge vrouw, ze woonde in een prachtige land. Zondagskind – zo werd ze al zo lang genoemd dat niemand haar echte naam nog wist – had lange goudkeurige lokken, stralende ogen zo blauw als een meer hoog in de bergen en een fluweelzachte glanzende huid. Van binnen was Zondagskind net zo mooi: voor iedereen die ze tegenkwam had ze een opbeurend, wijs of vriendelijk woord.

Zondagskind woonde in het dorpje Groeneweide, dat bekend stond als een plek waar niet zoveel gebeurde. Voor zondagskind voelde dat anders. In Groeneweide was juist heel veel te beleven – voor haar dan. Maar Zondagskind bekeek de wereld dan ook altijd door net een andere bril. Een van de dingen in het leven die haar bijna vleugels gaf was haar enorme neiging tot verliefdheid. Ze kon er niks aan doen: ze zag, hoorde, rook, proefde, voelde elke dag wel iets wat haar hart vervulde met blijdschap. Na een paar minuten voelde ze het dan opkomen……de vlinders in haar buik. Dat kon een gesprek zijn met een mooi mens, de geur van natte aarde na een zomerse regenbui, knoppen die op knappen stonden, dartelende lammetjes, meanderende beekjes met allerlei vissen en salamanders, of een heerlijke slok van dat heldere water. Ook een handje aarde waarin ze tientallen beestjes zag krioelen gaf haar een diep gevoel van genegenheid. Net zoals de regeneratiekracht van de bodem. Zondagskind besefte dat ze dankzij die bodem lekker en vitaal kon eten, en dat iedereen – mens, dier of plant – van deze bodem gebruik kon maken. Voor haar was het leven één grote aaneenschakeling van verwondering, bewondering en verliefde momenten.

Iedere dag nodigde Zondagskind mensen uit om met haar mee de natuur in te gaan, zodat zij deze verwondering, bewondering en verliefde momenten ook konden ervaren. Maar er waren niet zoveel gegadigden. De meeste dorpsgenoten vonden haar verwondering maar overdreven en irritant gedoe. Wat een extase voor iets wat zo normaal is. Ze begonnen haar zelfs te bespotten. Zo rooskleurig als Zondagskind het leven zag was het nu eenmaal niet. Waarom zag zij het dan wel zo? Of deed ze gewoon alsof? Of had Zondagskind makkelijk praten omdat zij niet zo hard hoefde te werken als zij? Omdat zij wel energie en tijd had om naar buiten te gaan, en niet moedeloos en murw werd van de dagelijkse beslommeringen?

Maar zo zat het niet, legde Zondagskind steeds opnieuw uit: ook zij werkte hard, ook zij had te maken met uitdagingen en dagelijkse beslommeringen. Maar juist daarom ging ze elke dag de natuur in. Omdat ze daar dingen zag, proefde, voelde, rook en hoorde die haar levendigheid, levenslust, compassie en zingeving gaven. In de natuur laadde ze op met de energie, de liefde en het licht dat de aarde, de zon, het water, het voedsel en de lucht haar schonken. En dat deelde zij weer met alles wat er op haar pad kwam – of het nu een dier, mens, beek, bos of plantje was. In de hoop dat zij op die manier ook zouden genieten van haar ‘gratis geschenken’ van de Aarde. Alleen al door deze geschenken door te geven voelde Zondagskind zich zo goed en voldaan. Want wat geeft er meer voldoening dan het delen van de overvloed van Moeder Aarde?

Om uiting te geven aan alles wat ze beleefde begon Zondagskind liefdesbrieven te schrijven. Elke dag schreef ze eentje voor iemand of iets die haar die dag vlinders in haar buik had gegeven. Of het nu een knop was die op knappen stond of een bij die helemaal onder het stuifmeel zat. Zo mooi! Deze brieven liet ze overal achter voor wie ze wilde lezen. In de tien jaar dat ze schreef – er ging geen dag voorbij dat de natuur haar niet inspireerde – raakte ze regelmatig een gevoelige snaar. Haar brieven begonnen geliefd te worden, en steeds meer mensen vroegen of ze een keer met haar mee mochten naar buiten om ‘door haar ogen, oren, neus, mond en handen dat bijzondere van de Aarde te ervaren’. De ontdekkingstochten van Zondagskind waren verslavend en aanstekelijk: steeds meer Groeneweiders werden ook zondagskinderen. Ze straalden, werden fitter, konden hun zorgen ook eens aan de kant zetten, waren hoopvoller, empathischer, socialer, sliepen beter, werden relaxter, gingen automatisch gezonder eten en werden bovenal … ook verliefd. Natuurlijk zagen ze nog steeds wel hun problemen, crisissen en uitdagingen in hun levens. Maar omdat ze elke dag hun levensbatterij weer oplaadden aan Moeder Aarde voelde dat minder zwaar. Alles werd lichter en luchtiger waardoor ze heel daadkrachtig ook andere keuzes in hun leven konden maken.

Door hun bewondering en begrip voor de Aarde beseften ze wat Zondagskind bedoelde, écht bedoelde: alleen door verliefd te zijn op de Aarde kun je je geliefden en alles wat leeft of aan jouw zorg is toevertrouwd écht welzijn en een toekomst bieden. Als we de Aarde verwaarlozen, doen we hen ongelooflijk tekort. Voor de liefdes van je leven, zeker de prille en kwetsbare, heb je immers alles over.

En zo ontving Moeder Aarde ook van de nieuwe zondagskinderen elke dag meer liefde en zorg. Ze begonnen haar welzijn in iedere beslissing die ze maakten prioriteit te geven. Dat sterkte en beroerde haar. En gaf haar de kracht en hoop die ze al zo lang zo hard nodig had om niet uitgeput te raken. Ze fleurde op, en kon weer groeien en bloeien. En misschien wel het mooiste: zij werd ook weer verliefd op de mensen. Wat deed het haar goed dat zij weer inzagen dat niet welvaart, technisch- en medisch vernuft het grootste goed zijn, maar dat Moeder Aarde de wezenlijke bron van al het leven, voedsel, welzijn, gezondheid en geluk was.

En zo ontstond er een kantelpunt waarop haar miljarden jaren van evolutionaire kennis, wijsheid en wetten weer op waarde werden geschat. Zo konden ze uiteindelijk samen lang en gelukkig verder leven, mens en Moeder Aarde, symbiotisch met elkaar verbonden.

Rineke Dijkinga